Voorleesverhaaltje | De avonturen van Vos
Twee vosjes en de Zwarte Dame
Er waren eens twee kleine vosjes, Hugo en Ed, die samen met hun moeder in een hol aan de rand van een van de grootste bossen van Nederland woonden, midden in Drenthe. Ze leven andersom vergeleken met mensen: als de zon opkomt, gaan ze naar bed en hun dag begint zodra het donker wordt.
Dat klinkt misschien spannend, maar zo denkt Hugo er niet over. Op een dag, als de eerste zonnestralen verschijnen en het bijna bedtijd is, zijn de broertjes op zoek naar hun avondeten. ‘Is dit nou echt ons leven Ed? Het kan toch niet zo zijn dat een zwarte spin vangen voor mijn avondeten het spannendste moment van mijn dag is’, klaagt Hugo. ‘Ik vind spinnen helemaal niet lekker’, beantwoordt Ed het geklaag terwijl hij een wormpje doorslikt. Hem kun je altijd wakker maken voor een worm.
Soms kan Hugo niet geloven dat zijn broertje zó saai is. Er moet toch meer zijn dan dit leventje waarin elke dag op de vorige lijkt? Hij loopt al langer rond met een plan om een einde te maken aan deze sleur en bedenkt dat het tijd is om tot actie over te gaan. Hij moet eerst nog wel Ed inlichten over zijn idee en hem overhalen om te gaan. Alleen zou het minder leuk zijn.
De volgende dat vertelt Hugo zijn broertje meteen over zijn spannende plan. ‘We gaan op zoek naar de Zwarte Dame, Ed. Zij kan ons naar de Salamonszegel brengen en dan krijgen we speciale krachten en worden we de sterkste en grootste dieren van het bos’, fluistert Hugo.
De Zwarte Dame is een legende in het Drents-Friese Wold. Deze bijzondere specht met gitzwarte veren en een rood kapje op haar achterhoofd is alleen in hun bos te vinden. De meeste bewoners van het Drents-Friese Wold blijven het liefst ver bij haar uit de buurt; de Dame staat bekend als gemeen en vals. Máár: ze is het enige dier dat de Salamonszegel kan vinden, een giftige plant met een geheimzinnige werking.
‘Morgenochtend, als mama slaapt, ontsnappen we. Meneer Das vertelde me dat het dan gaat regenen en als het regent roffelt de Zwarte Dame op de bomen met haar snavel.’
‘Hug, ik weet het niet. Straks komt mama erachter en dan krijgen we als straf zeker super lang huisarrest. Daar heb ik echt geen zin in’, twijfelt Ed. Voor hem hoeven die nieuwe superkrachten niet zo nodig.
‘Maak je nou maar geen zorgen. We zorgen dat we terug zijn voor mama weer wakker wordt. Ze zal er niks van merken’, probeert Hugo hem te overtuigen.
De volgende ochtend schudt Hugo zijn broertje wakker. ‘Ed! Ed! Wordt wakker! Dit is het moment, mama slaapt en ik hoor de regendruppels al op de bladeren vallen’, zegt Hugo ongeduldig.
‘Moet dit nou echt?’, gaapt Ed. Als het aan hem lag, sliep hij gewoon lekker door. Waarom moet nou juist zijn broer altijd dit soort ideeën bedenken?
‘Ik belóóf je dat we terug zijn voor mama wakker wordt. Ze zal er niks van merken. Je bent toch niet bang he?’, grinnikt Hugo terwijl hij Ed een por uitdeelt. Dat laat Ed zich geen twee keer vertellen en slaperig loopt hij achter Hugo aan. Zo trekken de twee avonturiers het grote woud in. Zonder hun moeder.
‘We zijn vrij! We kunnen rennen, springen, spelen. We hoeven naar niemand te luisteren, behalve naar de roffel van de Zwarte Dame.’ Hugo loopt huppelend tussen de zandduinen door. Ook Ed ziet het avontuur inmiddels wel zitten. Een dagje helemaal zelf bepalen wat ze willen doen: geen klusjes, geen bed opmaken, zoveel mieren plagen als ze willen.
Zonder dat de broertjes het merken, stopt het met regenen en gaat de dag aan ze voorbij. Ze zijn veel te druk met andere dingen. Ze komen allemaal nieuwe dieren tegen en komen in stukken bos waar ze nog nooit geweest zijn. ‘Shit!’ roept Hugo ineens, als ze even uitrusten van al het spelen. ‘Het regent niet meer! Hoe moeten we de Zwarte Dame nou nog vinden?’
‘Laten we gewoon teruggaan zodat mam niets van onze ontsnapping merkt’, spoort Ed zijn broertje aan. Hij heeft honger, de bessen zijn hier veel te zuur. ‘Mama weet altijd precies welke ik wel en niet moet pakken’, zucht hij, terwijl zijn maag knort.
‘Hoe kun je dat nou zeggen?’, valt Hugo verontwaardigd uit. Hij gaat écht niet terug zonder speciale superkrachten.
Inmiddels doet de nacht haar intrede en de broertjes liggen uitgeteld naast elkaar onder een grote boom. Geen spoor van de Zwarte Dame en ze hebben geen idee hoe ze thuis moeten komen. Dan horen ze boven zich een bijzonder gefluit. ‘Hallo daar, kleine vosjes’, lispelt een stem hoog vanuit de bomen. ‘Jullie mogen hier helemaal niet zijn op dit tijdstip, al helemaal niet zonder moeder.’ Als Ed en Hugo verschrikt hun hoofd omhoog draaien, kijken ze recht in de ogen van de Zwarte Dame. Hugo raapt al zijn moed bij elkaar. ‘Wij zijn avonturiers mevrouw, we mogen doen wat we willen. Ik hoef naar niemand te luisteren.’
‘Jullie moeder zal vast doodongerust zijn. Waarom zijn jullie zonder haar weggegaan?’, tsjilpt de mysterieuze verschijning.
‘Wij zijn avonturiers en we kunnen heus wel zonder onze moeder. Er is niks aan de hand en …’
Dan wordt Hugo onderbroken door een snikkende Ed: ‘We waren eigenlijk naar u op zoek mevrouw. En toen stopte het met regenen en zijn we helemaal verdwaald. Mijn broer wilde via u bij de Salamonszegel komen, omdat hij graag een grote sterke avonturier wil worden.’
‘Hol maar achter mij aan, dan breng ik jullie bij de zegel’ lacht de Zwarte Dame en ze fladdert weg.
Hugo geeft Ed een por tegen zijn ribben. ‘Ed, daar gaan we. Zou het nou toch nog lukken?’
Ed is minder enthousiast. Hij vindt de Zwarte Dame eng, maar alleen achterblijven is ook geen optie en met tegenzin zet ook hij de achtervolging in. Terwijl Hugo bijna over zijn pootjes struikelt van enthousiasme terwijl hij achter de Dame aanrent, merkt Ed dat hij steeds meer van de omgeving begint te herkennen: de boom met malse wormen, de burcht van de familie Bever, de hoop dennennaalden waar de rode bosmieren wonen.
Voordat de Zwarte Dame recht omhoog schiet en uit het zicht van de vosjes verdwijnt, sjilpt ze: ‘Geloof niet alles wat er gezegd wordt, want leugens verspreiden zich sneller dan de waarheid. Vertrouw op je eigen instinct, een grotere superkracht dan dat, bestaat er niet.’
‘Ik snap er niks van, bestaat die superkracht dan niet?’, vraagt Hugo beteuterd aan zijn broertje.
‘Ja wel Hug, maar in jezelf. Die zegel is een fabel. En we hadden nooit moeten geloven dat de Zwarte Dame gemeen is. Wie het eerst thuis is!’ en Ed sprint weg. Eindelijk is hij sneller dan zijn broer.
Dit verhaal is geschreven door Aafke Eppinga
De illustraties zijn getekend door Alieke Eising
De avonturen van vos, the movie
Nieuwsgierig naar nog meer avonturen van de vossen broertjes in Drenthe? Bekijk dan nu de film.