Veenhuizen was een dorp dat zichzelf kon redden. Veenhuizen verbouwde zijn eigen voedsel, stak zijn eigen turf, maakte zijn eigen kleding, zijn eigen meubelen. Kortom, Veenhuizen deed alles waar mogelijk zelf. Veenhuizen produceerde sinds 1912 zelfs zijn eigen elektriciteit dankzij een turfgasgenerator, later vervangen door een dieselmotor. Aanvankelijk was de stroom alleen bedoeld voor de nabijgelegen houtzagerij, meubelmakerij en smederij. Enkele jaren later werd de capaciteit uitgebreid en konden ook de gestichten en de meeste woningen van elektriciteit worden voorzien. Ook de lantaarnpalen van het dorp werden ‘op het net’ aangesloten.
Na…
Veenhuizen was een dorp dat zichzelf kon redden. Veenhuizen verbouwde zijn eigen voedsel, stak zijn eigen turf, maakte zijn eigen kleding, zijn eigen meubelen. Kortom, Veenhuizen deed alles waar mogelijk zelf. Veenhuizen produceerde sinds 1912 zelfs zijn eigen elektriciteit dankzij een turfgasgenerator, later vervangen door een dieselmotor. Aanvankelijk was de stroom alleen bedoeld voor de nabijgelegen houtzagerij, meubelmakerij en smederij. Enkele jaren later werd de capaciteit uitgebreid en konden ook de gestichten en de meeste woningen van elektriciteit worden voorzien. Ook de lantaarnpalen van het dorp werden ‘op het net’ aangesloten.
Na aansluiting in 1927 op het provinciale elektriciteitsnet bleef de Veenhuizer centrale vele jaren dienst doen als noodstroomvoorziening. De laatste keer was in 1975 toen tijdens de tv-uitzending van de UEFA-cup finale tussen Feyenoord en Tottenham Hotspur in het dorp de stroom uitviel. De technische dienst slaagde er binnen de kortste keren in om de oude dieselmotor in de Elektriciteitscentrale aan de praat te krijgen. Sindsdien koestert een enthousiaste groep vrijwilligers de centrale in samenwerking met het Gevangenismuseum. Het is een van de weinige kleine elektriciteitscentrales die uit de beginjaren van de elektrische stroom in Nederland zijn overgebleven.