In 1863 maakte R. van Groningen deze houtgravure van het zuidelijke hunebed van Rolde. De kunstenaar heeft zich bij het vereeuwigen van het monument de nodige artistieke vrijheden veroorloofd.
De ‘hunebeddentweeling’ van Rolde hoort tot de bekendste Dre…
In 1863 maakte R. van Groningen deze houtgravure van het zuidelijke hunebed van Rolde. De kunstenaar heeft zich bij het vereeuwigen van het monument de nodige artistieke vrijheden veroorloofd.
De ‘hunebeddentweeling’ van Rolde hoort tot de bekendste Drentse hunebedden. Reeds in het jaar 1547 werd erover geschreven. Kanunnik Antonius Schoonhovius meende in de stapels stenen bij het dorp ‘Roelden’ het werk van demonen te zien. De kanunnik vertelde zijn lezers dat de Germanen hier op de grote stenen levende mensen offerden om hun goden gunstig te stemmen. Gelukkig maakte St. Bonifatius niet lang daarna een eind aan deze heidense praktijken...
In 2007 schreef provinciaal archeoloog Wijnand van der Sanden onder de titel Reuzenstenen op de es een kloek boek over de Rolder tweeling D17 en D18. Uit het boek blijkt onder andere dat de geschiedenis van de Rolder hunebedden niet uit louter hoogtepunten bestaat. Zo werd in 1847 een absoluut dieptepunt bereikt toen de Rolder boeren hun hunebedden per advertentie in de Provinciale Drentsche en Asser Courant aanboden aan de hoogste bieder. Het laatste uur leek geslagen... Gealarmeerd door protesten van wetenschappers en provinciale politici besloten de Rolder boeren vooralsnog van de verkoop af te zien. In 1872 kwamen beide Rolder hunebedden voor een bedrag van in totaal 150 gulden in het bezit van de Staat der Nederlanden. Een paar maanden later kocht het rijk voor 37,50 gulden grond op de es om een paadje naar de hunebedden aan te leggen.