In 1919 werd midden in het onontgonnen veen van Zuidoost Drenthe een pastorie en een kerk gebouwd. Een verharde weg was meer dan een uur verwijderd van de bouwplaats.
Bijna 10 jaar later werd de parochie uitgebreid met een klooster en een school en de nonnen zorgden vanaf dat moment voor het onderwijs maar ook voor de hygiëne en gezondheid van de dorps- en de veenbewoners.
Armoede
Eén van die nonnen was Zu…
In 1919 werd midden in het onontgonnen veen van Zuidoost Drenthe een pastorie en een kerk gebouwd. Een verharde weg was meer dan een uur verwijderd van de bouwplaats.
Bijna 10 jaar later werd de parochie uitgebreid met een klooster en een school en de nonnen zorgden vanaf dat moment voor het onderwijs maar ook voor de hygiëne en gezondheid van de dorps- en de veenbewoners.
Armoede
Eén van die nonnen was Zuster Engel. In 1932 kwam zij met een verpleegsterdiploma op zak naar het Amsterdamscheveld, het tegenwoordige Weiteveen. Ze trof er bittere armoede in het dorp en wijde omtrek. De turfgravers en hun gezinnen woonden vaak afgelegen in vochtige en tochtige plaggenhutten zonder waterleiding en elektriciteit. In het voorjaar, zomer en herfst waren de meeste mensen werkzaam in het veen. Daarnaast teelden ze boekweit en verbouwden eigen aardappelen en groentes en hadden wat kleinvee. Kinderen werkten al op jonge leeftijd mee in het veen. Turf steken, turf opstapelen en het vervoer ervan. Van een goede hygiëne en gezondheidzorg was geen sprake.
Zuster Engel ging dagelijks op pad om bij de gezinnen hulp te verlenen. Eerst te voet, Soms liep ze tot 15 km - zelfs 's nachts met een lantaarn - het veen in over onbegaanbare zandpaden. Later met paard en kar en tijdens de oorlog trok ze met een jeep het zompige landschap in, over modderige paden en langs kilometerslange wijken(sloten).
Het klooster in oorlogstijd
De oorlogstijd bracht extra zorgen. Het gewone werk ging door, maar in het klooster kwamen steeds meer hulpbehoevenden. Op allerlei manieren werden vluchtelingen geholpen.
In de ziekenzaal ‘verpleegden’ de zusters onderduikers die tussen de tbc-patiënten lagen. Een veilige plek, hier kwam de Duitsers niet. Ook werkten er opmerkelijk meer mensen dan normaal, bijvoorbeeld in de linnenkamer.
Het was een zware tijd. Alle dokters waren opgepakt. Daarmee kwam er een grote verantwoording op de schouders van zuster Engel. Ze moest o.a. alle bevallingen doen.
Plek voor velen
Vanuit het westen trokken velen naar het oosten voor voedsel en schuilplaatsen. Aan het eind van de oorlog waren er in het klooster zo’n 30 gezinnen met kinderen. Daarbij nog 50 voogdijkinderen die in een tegenovergelegen boerderij werden ondergebracht. Hier zaten ook Joden ondergedoken. Piloten van neergestorte vliegtuigen werden verder geholpen via de pilotenlijn. De adressen waren niet bekend bij de zusters, maar zij konden de piloten wel tijdelijk onderdak geven.
Zuster Engel
Zuster Engel werd de bekendste zuster en was een voorbeeld voor velen.
Tot aan haar overlijden werkte en woonde ze in het klooster van de Congregatie van de Zusters Franciscanessen in Weiteveen als parochiezuster
Het standbeeld in de tuin is aan haar opgedragen.
Veenloopcentrum en Natuurinfocentrum
In het klooster is nu het Veenloopcentrum gevestigd (de voormalige recreatiezaal van de zusters). De uitvalsbasis voor wandelingen met gids die vertelt over hoe nonnen en pioniers leefden in een dorp midden in het veen. In het Natuurinfocentrum (voorheen de Kapel van de zusters) wordt informatie gegeven over de flora en de fauna van deze omgeving en wordt verteld over het leven van zuster Engel. Henny Moes schreef een boek over haar: Engel in het hoogveen.