Voor hun doden kregen de Rolder joden een afgelegen stukje onland. Een verklaring hier voor is de joodse geloofsopvatting dat de doden eens weer zullen herleven. Daarom was het streven er op gericht een graf als erfelijke bezitting te verwerven tot de dag der Opstanding. Vanuit deze gedachte werd gezocht naar een plaats waar de kans op verstoring of ruiming het kleinst is.
Eén van de joodse benamingen voor de begraafplaats is ’Bet Chajiem’, ’Huis van Levenden’.