Vanuit het noordoosten van het Ballooërveld loopt een brede bundel diepe sporen over het veld. Ze lopen in de richting van de kerktoren van Rolde. Het zijn de restanten van karrensporen die de middeleeuwse route van Groningen naar Coevorden volgden. De wagens bereikten het veld vanuit Gasteren via een voorde, later via een brug over het Gastersche Diep.
Het karrensporenreliëf over het …
Vanuit het noordoosten van het Ballooërveld loopt een brede bundel diepe sporen over het veld. Ze lopen in de richting van de kerktoren van Rolde. Het zijn de restanten van karrensporen die de middeleeuwse route van Groningen naar Coevorden volgden. De wagens bereikten het veld vanuit Gasteren via een voorde, later via een brug over het Gastersche Diep.
Het karrensporenreliëf over het veld is bijna 400 meter breed. Op sommige plaatsen liggen maar liefst 25 dubbele sporen naast elkaar. Regelmatig moest een route verlegd worden als de weg onbegaanbaar werd door mul stuifzand of wanneer de sporen te diep en te modderig werden. Op zo’n moment lieten de voerlieden hun wagens een nieuw spoor door de hei rijden.
U kunt zich voorstellen dat het belangrijk was dat de wagens dezelfde spoorbreedte hadden. Alleen dan was zo’n heidespoor redelijk te volgen. Aanvankelijk waren er allerlei spoorbreedtes in gebruik. In 1671 schakelde Drenthe over op het zogeheten Hollandse spoor. Deze was vier Rijnlandse voet plus één duim breed (1,28 meter). Het duurde tot de eerste helft van de negentiende eeuw voor Drenthe haar eerste verharde weg kreeg. Dat was rond 1830 de weg van Meppel naar Assen langs de Drentsche Hoofdvaart.
